Afkortingen
BRMO | Bijzonder Resistent Micro-Organisme |
KNOV | Koninklijke Nederlandse Organisatie van Verloskundigen |
MRSA | Methicilline Resistente Staphylococcus aureus |
NHG | Nederlands Huisartsen Genootschap |
NVMM | Nederlandse Vereniging voor Medische Microbiologie |
WIP | Werkgroep Infectie Preventie |
VHIG | Vereniging voor Hygiëne & Infectiepreventie in de Gezondheidszorg |
Ppm | Parts per million (ppm) oftewel delen per miljoen, een maat voor concentratie |
NaDCC | Sodium dichloroisocyanurate |
Definities
1. Definities met betrekking tot persoonlijke beschermingsmiddelen
Ademhalingsbeschermingsmasker: een masker dat over de neus en de mond wordt gedragen en de binnenkomende lucht filtert van deeltjes (partikels) van een bepaalde grootte, waaronder micro-organismen. Een ademhalingsbeschermingsmasker verkleint de kans op overdracht van micro-organismen via de inademing van druppels of druppelkernen. Er zijn verschillende soorten ademhalingsbeschermingsmaskers: halfgelaatsmasker (wegwerp of voor hergebruik) en volgelaatsmasker (voor hergebruik). Het meest gebruikte masker in de gezondheidszorg is een wegwerp halfgelaatsmasker. Dit masker bestaat geheel uit filtermateriaal. Maskers voor hergebruik hebben een verwisselbaar filter. Verder verschillen ademhalingsbeschermingsmaskers in de mate van filtratie, dit wordt uitgedrukt in filtering facepiece partikel (FFP).
Aerosol: een mengsel van vloeistofdruppels of kleine vaste deeltjes in de lucht. De druppels en deeltjes in een aerosol kunnen in grootte variëren van 0,001 tot meer dan 100 μm (zie ook druppel en druppelkern). Aerosolen kunnen onder andere ontstaan bij hoesten, niezen en procedures zoals bronchoscopie, operatie, intubatie en autopsie.
Afdichtingscontrole/user seal check: praktisch uitvoerbare controle op het goed aansluiten van een ademhalingsbeschermingsmasker op het gezicht direct na het bevestigen. De afdichtingscontrole wordt uitgevoerd volgens voorschrift van de fabrikant.
AQL (acceptable quality level): maximaal toelaatbaar percentage defecte handschoenen op een partij van een voorgeschreven grootte (zie NEN 374-2). Op basis van de uitkomst zijn de handschoenen in te delen in drie prestatieniveaus.
Arbeidsomstandighedenbesluit (Arbobesluit): bevat de uitwerkingen (regels) van de Arbowet waar zowel werkgever als werknemer zich aan moeten houden.
Arbeidsomstandighedenwet (Arbowet): deze kaderwet beschrijft de algemene rechten en plichten van werkgevers en werknemers met betrekking tot arbeidsomstandighedenbeleid.
Arbomaatregel: een maatregel die een medewerker tijdens de uitvoering van werkzaamheden beschermt tegen veiligheids- en gezondheidsrisico’s.
Bacteriële filterefficiëntie: de mate waarin een chirurgisch mondneusmasker functioneert als een barrière tegen het doordringen van bacteriën. Wordt uitgedrukt in een percentage: hoe hoger het percentage, hoe beter het masker bacteriën tegenhoudt.
Beschermende kleding: kleding die als extra bescherming wordt gedragen over de werk- of de eigen kleding heen. Het dragen van beschermende kleding verkleint de kans op overdracht van micro-organismen van de patiënt naar de werk- of eigen kleding van de medewerker.
Er bestaan verschillende typen beschermende kleding: een jasschort met korte mouw, een jasschort met lange mouw met manchet, een halterschort en een overall.
Besluit medische hulpmiddelen: de Europese richtlijn die voorschrijft aan welke eisen producten uit de productgroep medische hulpmiddelen moeten voldoen om een CE-markering te mogen aanbrengen.
CE-markering: persoonlijke beschermingsmiddelen en medische hulpmiddelen die op de Europese markt worden gebracht moeten zijn voorzien van een CE-markering. De afkorting CE staat voor Conformité Européene. De CE-markering geeft aan dat een product voldoet aan de minimale eisen voor veiligheid, gezondheid en milieu die staan vermeld in de Europese richtlijn voor de betreffende productgroep. Op één product kunnen meerdere richtlijnen van toepassing zijn. De betreffende Europese richtlijn maakt een indeling van de risico’s die de gebruiker van deze producten loopt. Het risico wordt uitgedrukt in drie categorieën, waarbij categorie III geldt voor producten met het hoogste risico. Categorie III-producten moet de fabrikant laten onderzoeken door een bevoegde particuliere (keurings)instantie (notified body). De CE-markering wordt gevolgd door een viercijferig nummer; de vier cijfers verwijzen naar de keuringsinstantie. Voor deze richtlijn is de toevoeging van vier cijfers alleen vereist bij ademhalingsbeschermingsmaskers.
CFU: colony forming unit (= kolonie vormende eenheid).
Chirurgisch mondneusmasker: een masker dat over de neus en de mond wordt gedragen met als doel de lucht die wordt uitgeademd te filteren van deeltjes van een bepaalde grootte, waaronder micro-organismen. Een chirurgisch mondneusmasker verkleint de kans op overdracht van micro-organismen (via secreet) vanuit de neus en de mond van de medewerker naar (de omgeving van) de patiënt en het beschermt tegen zelfbesmetting doordat het masker voorkomt dat de medewerker de neus en mond (onbewust) aanraakt met de handen. De vochtwerende variant verkleint ook de kans op overdracht van micro-organismen naar de mond en de neus van een medewerker door contact met lichaamsvochten. Een chirurgisch mondneusmasker wordt ook wel een proceduremasker genoemd.
Compatibiliteit: bij gebruik van meerdere persoonlijke beschermingsmiddelen sluiten de persoonlijke beschermingsmiddelen, waar van toepassing, goed op elkaar aan (bijvoorbeeld handschoenen op de lange mouwen van een schort) en conflicteren qua functie niet met elkaar.
Druppel: een bolvormig deeltje van een kleine hoeveelheid vloeistof. Een druppel is groter dan 5 μm en valt via de lucht binnen een afstand van 1 meter op de grond. Afhankelijk van de grootte is sprake van een grote druppel (> 60 μm) of een kleine druppel (5 tot 60 μm). Zie ook aerosol.
Druppelkern: een druppel in een aerosol die is verdampt tot er een druppelkern overblijft. Een druppelkern kan in de tijd via de lucht een afstand afleggen van meer dan 1 meter. De diameter van een druppelkern varieert van 1 tot 5 μm. Zie ook aerosol.
Europese richtlijn Persoonlijke beschermingsmiddelen (89/686/EEG): de Europese richtlijn die voorschrijft aan welke eisen producten uit de productgroep persoonlijke beschermingsmiddelen moeten voldoen om een CE-markering te mogen aanbrengen. Deze richtlijn wordt binnenkort vervangen door de Verordening Personal Protective Equipment.
FFP: filtering facepiece partikel. Het toegevoegde getal (FFP1, 2 of 3) drukt de mate uit waarin een ademhalingsbeschermingsmasker de lucht die wordt ingeademd filtert van deeltjes van een bepaalde grootte, waaronder micro-organismen. Hoe hoger het getal hoe meer de lucht die wordt ingeademd wordt gefilterd en hoe meer bescherming het ademhalingsbeschermingsmasker biedt.
NEN: afkorting voor Nederlandse Norm. Een NEN-norm wordt vastgesteld door het Nederlands Normalisatie Instituut (NNI). NEN beheert de in Nederland aanvaarde internationale (ISO, IEC), Europese (EN) en nationale normen (NEN).
Lichaamsvochten: vloeibaar/vochtig humaan materiaal zoals bloed, urine, feces, braaksel, wondvocht, speeksel en neusvocht.
Oogbeschermingsmiddel: een beschermingsmiddel dat voor de ogen wordt gedragen. Een oogbeschermingsmiddel zoals bedoeld in deze richtlijn, verkleint de kans op overdracht van micro-organismen naar de oogslijmvliezen en wordt ook wel ‘spatbril’ genoemd. Er zijn verschillende typen spatbrillen: een beschermende bril, een gelaatscherm/face shield, een ruimzichtbril en een spatscherm dat is geïntegreerd met een chirurgisch mondneusmasker.
Persoonlijk beschermingsmiddel: een uitrustingsstuk of -middel dat primair bedoeld is om door een medewerker te worden gedragen als bescherming tegen één of meer bedreigingen voor zijn gezondheid en zijn veiligheid, in de context van deze richtlijn door de kans op overdracht van micro-organismen van de patiënt naar de medewerker te verkleinen. Persoonlijke beschermingsmiddelen kunnen daarnaast door een medewerker worden gedragen als infectiepreventiemaatregel. Er zijn verschillende typen persoonlijke beschermingsmiddelen: handschoenen, beschermende kleding, chirurgisch mondneusmasker, ademhalingsbeschermingsmasker, oogbescherming (spatbril), beschermende hoofdbedekking en overschoenen en laarzen.
Risicobeoordeling: een inschatting van het risico op transmissie van micro-organismen via contact, druppel en/of de lucht en het bepalen welke persoonlijke beschermingsmiddelen het risico op besmetting verkleinen.
Ruimzichtbril: een soort ski/duikbril die de ogen beschermt. Er zijn ruimzichtbrillen met directe of indirecte ventilatie en zonder ventilatie.
2. Definities met betrekking tot persoonlijke hygiëne
(Kleding)accessoire: sieraden, vest, sjaal, mp3/4-spelers, tassen, en dergelijke.
Infectiebron: de mens, het dier, het voorwerp of de substantie van waaruit micro-organismen worden overgedragen of zich verspreiden naar de gastheer.
Mobiele communicatiemiddelen: mobiele telefoons, tablets en dergelijke.
Patiëntgebonden werkzaamheden: werkzaamheden waarbij sprake is van direct patiëntencontact (zoals de verzorging van een patiënt) of van therapeutische of diagnostische handelingen bij een patiënt. Onder patiëntgebonden werkzaamheden valt niet het geven van een hand.
Reservoir: epidemiologische term voor een plaats waar micro-organismen kunnen leven, groeien en zich vermenigvuldigen en van waaruit ze zich kunnen verspreiden.
Sociaal contact: contact met de patiënt zonder patiëntgebonden werkzaamheden maar waarbij wel sprake kan zijn van fysiek contact met de patiënt, bijvoorbeeld door het geven van een hand. Werkzaamheden met sociaal contact worden bijvoorbeeld verricht door een maatschappelijk werker, pastoraal werker of baliemedewerker.
3. Definities met betrekking tot reiniging, desinfectie en sterilisatie
Antisepsis: de reductie van het aantal levende micro-organismen op levend weefsel door middel van een chemisch product, met als doel het voorkomen van infectie van dat weefsel en/of onderliggende weefsels.
Antisepticum: een chemisch middel waarmee antisepsis kan worden bereikt.
Chemische desinfectie: desinfectie door middel van een chemisch product.
Conserveermiddelen: chemische middelen die aan een product kunnen worden toegevoegd om bederf tegen te gaan.
Conserveren: conservering is nodig in situaties waarin uitgroei van micro-organismen
moet worden voorkomen omdat die uitgroei een besmettingsrisico inhoudt voor patiënten en medewerkers.
Desinfectans of ontsmettingsmiddel: een chemisch product waarmee kan worden gedesinfecteerd en dat ten minste in staat is vegetatieve bacteriën irreversibel te inactiveren binnen de daarvoor gestelde randvoorwaarden.
Desinfectie of ontsmetting: de irreversibele inactivering van micro-organismen (vegetatieve bacteriën en/of schimmels en/of virussen en/of bacteriesporen) op levenloze oppervlakken, en op intacte huid en slijmvliezen. Desinfectie minimaliseert het risico van overdracht van micro-organismen. Niet alle micro-organismen worden noodzakelijkerwijs geïnactiveerd; met name bacteriesporen overleven een desinfectieproces vaak.
Kritisch instrumentarium (sterilisatie): materialen en instrumenten die in contact komen met een steriele lichaamsholte of steriel weefsel, waarvoor steriliteit vereist is. Voorbeelden zijn: instrumenten voor kleine chirurgische ingrepen, een naaldvoerder, een scherpe lepel, oogboortjes, een speculum of een uterussonde.
Niet-kritisch instrumentarium (reiniging): instrumentarium dat alleen in aanraking komt met intacte huid en dus niet rechtstreeks in contact komt met steriele weefsels of organen waarvoor steriliteit vereist is. Voorbeelden zijn: de reflexhamer, de stethoscoop en een verbandschaar.
Reiniging: reiniging is het mechanisch verwijderen van zichtbaar vuil en van zichtbaar en onzichtbaar organisch materiaal. Reiniging voorkomt dat micro-organismen zich kunnen handhaven, vermeerderen en verspreiden.
Ieder decontaminatieproces, dus ook desinfectie en sterilisatie, begint met reiniging (verwijderen, niet doden). Enkel reiniging volstaat voor niet-kritische ruimten, niet-kritisch instrumentarium en items.
Semi-kritisch instrumentarium (desinfectie): materialen en instrumenten die bij gebruik in contact komen met slijmvliezen of niet-intacte huid. Voorbeelden zijn: een keelspiegel en een neusspeculum.
Sterilisatie: een proces dat alle micro-organismen op of in een voorwerp doodt of inactiveert, zodanig dat de kans op aanwezigheid van levende organismen per gesteriliseerde eenheid kleiner is dan 1 op 106.
Thermische desinfectie: desinfectie door middel van water met een temperatuur van 60 tot 100 °C of met stoom.
Het achtervoegsel ’cide’ (bijvoorbeeld bactericide, fungicide, virucide): de aanduiding van het vermogen van een chemisch product of proces om micro-organismen te doden.
4. Definities met betrekking tot hygiënisch handelen in specifieke situaties in de praktijk
Accidenteel bloedcontact: een prik-, snij-, bijt-, of spataccident waarbij bloed of een andere mogelijk met bloed vermengde lichaamsvloeistof van iemand in contact komt met het bloed of slijmvlies van een ander. Bij een prik-, snij-, of bijtincident gebeurt dit door een scherp voorwerp, bij een spataccident komt bloed (of een andere met bloed vermengde lichaamsvloeistof) terecht op het slijmvlies van een ander, zoals het oog, of op niet-intacte huid.