Snel naar

De impact van ongezonde voeding

Geschat wordt dat ruim 8% van de Nederlandse ziektelast veroorzaakt wordt door een ongezond voedingspatroon. Na roken is ongezonde voeding de belangrijkste determinant van gezondheidsverlies.

De ongezonde gewoontes met de grootste impact op de ziektelast in Nederland zijn: 

  • Te veel zout (1,9% van de ziektelast) 
  • Te weinig fruit (1,8% van de ziektelast) 
  • Te weinig vis (1,5% van de ziektelast) 
  • Te weinig groenten (0,5% van de ziektelast) 
  • Te veel verzadigd vet (0,3% van de ziektelast) 

De Gezondheidsraad heeft in het advies Goede Voeding (2015) geadviseerd over een gezond voedingspatroon voor de algemene bevolking (niet ziekte-specifiek). Het Voedingscentrum heeft deze richtlijnen vertaalt in de Schijf van Vijf.

Figuur 1: percentage volwassenen dat richtlijn volgt, bron: VCP 2019-2021, RIVM

Best gevolgde adviezen

De richtlijnen Goede Voeding worden door Nederlandse volwassenen per productgroep wisselend gevolgd. De best gevolgde adviezen onder volwassenen tussen 19-79 jaar zijn de aanbevelingen voor volkoren producten (minimaal 90 gram bruinbrood of andere volkorenproducten) en alcohol (maximaal 1 glas per dag). Voor beide aanbevelingen geldt dat ongeveer de helft van de volwassenen in Nederland deze volgt.

Minst gevolgde adviezen

De aanbevelingen die het minst opgevolgd worden: minimaal 15 gram ongezouten noten per dag en minimaal 200 gram fruit eten. Deze aanbevelingen worden door respectievelijk 10% en 20% van de volwassenen opgevolgd. 

Ongeveer 2/3 van het voedsel dat Nederlanders eten is in overeenstemming met de Schijf van Vijf. Het Voedingscentrum adviseert maximaal 15% van de energie-inname uit producten buiten de Schijf van Vijf, nu is dat dus 34%. Een van de redenen hiervoor is dat we helaas in een ‘obesogene omgeving’ wonen, werken en naar school gaan. 80% van het voedingsaanbod in de supermarkten valt buiten de Schijf van Vijf. Het grootste deel van marketing leidt naar ongezonde producten. Een keuze maken voor gezonde voeding wordt hierdoor bemoeilijkt.

Anamnese: een gesprek over voeding 

Wanneer je signaleert dat voeding een belangrijke rol zou kunnen spelen bij de klacht of aandoening van de patiënt is een gesprek over voeding aangewezen. Het afnemen van een complete voedingsanamnese is in de huisartsenpraktijk niet haalbaar en ook niet nodig. Er zijn methoden om voeding ultrakort, bondig of uitgebreid aan te kaarten. Dit is afhankelijk van hoeveel tijd je vrij wil en kan maken in je spreekuur.

Ultrakorte methode

In de ultrakorte methode bedenkt de patiënt zelf met welke voedingsverandering hij of zij aan de slag wil gaan. Je vraagt niet naar de eetgewoontes van de patiënt, maar naar de gewenste verandering. Dit vraagt wat meer gezondheidsvaardigheden en kennis van de patiënt. Deze ultrakorte methode is niet bij alle patiënten(populaties) toepasbaar.

Vraag de patiënt wat hij of zij wil veranderen aan het eetpatroon. Een groot deel van de mensen zal zelf het “laaghangend” fruit kunnen identificeren (minder snoepen, minder koekjes, meer groenten). Het Voedingscentrum heeft tools ontwikkeld om mensen te helpen zelf kleine stapjes te bedenken en uit te voeren als ze hun voedingsgewoonten willen verbeteren. 

  • Eetwissels: Een product wordt vervangen door een vergelijkbaar, maar gezonder en/of duurzamer product. De eetwissels dienen ter inspiratie. Op de webpagina kan de patiënt voorbeelden vinden en recepten die gebruikmaken van de eetwissel. 
  • Mijn Betere Keuze: met deze tool wordt het advies gepersonaliseerd. In de tool kun je selecteren op welk gebied je een gezondere keuze wilt maken (minder suiker/zout/calorieën/verzadigd vet), en welke productcategorie je zou willen zien. Verbeteringen kunnen zijn: een product van buiten de Schijf van Vijf vervangen door een product binnen de Schijf van Vijf, opschuiven naar een minder ongezond product, een kleinere portie of minder vaak dit product nemen. 
  • De app Kiesikgezond: met de app kun je in de winkel scannen of het gekozen product binnen de Schijf van Vijf past. Er kan ook gekeken worden naar de hoeveelheid suiker, vet of zout, allergenen en of een product vegetarisch is. 

In deze methode vraag je ook aan de patiënt wat hij of zij zelf wil veranderen, maar ondersteun je met voorbeelden. Gebruik een praatplaat als inspiratie voor de patiënt. Een praatplaat maakt het gesprek voor patiënten met beperkte gezondheidsvaardigheden beter te begrijpen. 

  • Praatplaat gezonder eten: het Voedingscentrum heeft een praatplaat ontwikkeld waarop een aantal ongezonde producten staan die veel gegeten worden. Hieruit kan de patiënt kiezen welke gewoonte hij of zij wil veranderen. De praatplaat is gratis te downloaden of te bestellen (alleen verzendkosten). 
  • Leefstijlroer: het Leefstijlroer van Vereniging Arts en Leefstijl is een hulpmiddel ter ondersteuning van het algemene gesprek over leefstijl en bevat vijf algemene aanbevelingen over gezond eten. Deze aanbevelingen kunnen als inspiratie dienen om gezonder te eten. 

Bij deze methode kijkt de patiënt zelf naar zijn/haar voedingspatroon middels een online vragenlijst. Dit kan als huiswerk ingevuld worden voorafgaand aan een (vervolg)consult. Een voorbeeld is checkleefstijl.nl. Er wordt gekeken naar voeding en andere leefstijlfactoren. 

Bondige methode

In de bondige methode probeert de huisarts de voedingsgewoonten van de patiënt in kaart te brengen door een ‘grove’ schets te maken van een ‘normale dag’. De huisarts hoeft geen volledig beeld te krijgen in de voedingsgewoontes van de patiënt. Het heeft tot doel te signaleren waar winst te behalen valt:

‘Wat eet u voor ontbijt? Wat drinkt u daarbij? En dan? Etc.’

Ook het uitvragen van “uitzonderingen” is zinvol:

  • Hoe vaak wordt er gesnoept?
  • Hoe ziet een weekenddag er anders uit dan een weekdag?
  • Is er sprake van emotie-eten of binge-eating? Vraag bijvoorbeeld: Hoe gaat u om met emotionele/stressvolle situaties, en in hoeverre heeft dit effect op uw eetgedrag?

Casus:  

Een 54-jarige vrouw komt met overgangsklachten en vertelt tussen neus en lippen door dat ze zo is aangekomen sinds de overgang. Ze doet haar best om te lijnen, maar toch vliegen de kilo’s eraan. Ze eet in de ochtend een klein schaaltje magere yoghurt met een appel. Voor lunch twee crackers met dun en light beleg. Als ze terugkomt van het werk is ze erg moe en hongerig. Vaak pakt ze dan twee of drie koekjes. Voor het avondeten schept ze minimaal twee keer een vol bord op.   

Het valt in deze casus op dat de calorieverdeling over de dag niet in balans is. Mevrouw heeft behoorlijk fysiek werk (thuiszorg) en krijgt overdag zeer weinig calorieën binnen. In de avond is ze moe en hongerig en is het moeilijk om maat te houden. Ze krijgt het advies de calorieën beter over de dag te verdelen, dus meer te eten met ontbijt en lunch en minder met de avondmaaltijd. Na twee maanden geeft ze aan dat ze zich minder moe voelt. Ze is een paar kilo kwijt en haar buikomtrek is duidelijk verminderd.  

Casus:  

Een 21-jarige vrouw heeft al jaren functionele buikklachten. Bij uitvragen blijkt haar voeding te bestaan uit witte boterhammen met hagelslag (twee voor ontbijt, drie voor lunch). Als ze honger heeft op school koopt ze nog een saucijzenbroodje of donut. Ze drinkt grote hoeveelheden ice tea (gezoet). De avondmaaltijd is moeizaam. Ze lust maar drie soorten groenten (komkommer, erwten en tomatensoep of tomatensaus). De textuur van vlees staat haar tegen. Vaak eet ze alleen droge rijst of pasta.    

Er lijkt een combinatie van zeer beperkte voedingsvoorkeuren en forse voedings-aversies te zijn. Er is een verdenking van een restrictieve eetstoornis (ARFID). Ze wordt verwezen naar een centrum voor eetstoornissen. Tijdens de lange wachttijd kan ze al aan de slag met een gespecialiseerde diëtist.  

Uitgebreide methode

Een uitgebreidere exploratie van het voedingspatroon valt onder extra aanbod. Dit wordt niet standaard aangeraden. Verwijs naar een diëtist wanneer een gedetailleerd beeld van het voedingspatroon van een patiënt nodig is. Voor specifieke vragen kan een huisarts overwegen om wel gedetailleerder te exploreren, bijvoorbeeld voor het zoeken naar triggers bij PDS.

Het voedingsdagboek kan op veel manieren ingestoken worden. Het kan digitaal (bijvoorbeeld Mijn Eetmeter) of op papier bijgehouden worden. Minimaal drie dagen (twee weekdagen en één weekenddag) zijn nodig om een enigszins betrouwbaar beeld te krijgen van het eetpatroon. Wanneer gezocht wordt naar een relatie tussen voeding en klachten (triggers) kan een (veel) langere periode nodig zijn. Dan is het belangrijk om een gecombineerd klachten-/voedingsdagboek bij te houden.

Algemene voedingsadviezen

Gemiddeld genomen gelden de volgende adviezen voor Nederlandse volwassenen. De kolom “meer nemen” laat zich samenvatten als: meer onbewerkt, meer plantaardig en meer vis. Al deze adviezen kunnen een eerste stap zijn in het verbeteren van het voedingspatroon. 

fruit, zaden en groenten

Meer nemen

Meer fruit op meer eetmomenten gedurende de dag  
Meer groenten op meer eetmomenten gedurende de dag  
1x/week vis, bij voorkeur vette vis (zoals haring, zalm of makreel)  
Drie koppen groene of zwarte thee per dag  
Een handje ongezouten noten per dag  
Peulvruchten 
Volkoren graanproducten, zoals volkorenbrood, volkorenpasta, volkoren couscous en zilvervliesrijst  
worstjes en bier

Minder nemen

Rood en bewerkt vlees (inclusief vleeswaren)  
Keukenzout  
Suikerhoudende dranken 
Alcoholhoudende dranken  
volkoren zaden en brood

Vervang

Witte graanproducten door volkoren graanproducten  
Harde vetten (zoals boter, harde margarine en vaste bak- en braadvetten) door zachte of vloeibare smeer- of bereidingsvetten (zoals halvarine, margarine uit een kuipje, vloeibare bak- en braadvetten en olie)  
Ongefilterde koffie (zoals kookkoffie en koffie uit een cafetière) door gefilterde koffie (gezet met een papieren filter of van koffiepads)  

De voeding wordt verbeterd door: 

Een deel van deze adviezen zijn visueel terug te vinden in de folder: ‘Gezonder eten en drinken, hoe doe je dat?’ van het Voedingscentrum. Voor ziekte-specifieke voedingsadviezen, zie de betreffende NHG-standaarden en de Zorgmodule Voeding (artsenwijzer Diëtetiek).  

De Gezondheidsraad heeft geconcludeerd dat deze algemene adviezen ook gelden voor mensen met diabetes mellitus type 2. Voor mensen met hart- en vaatziekten is de enige aanpassing dat voor hen één a twee keer per week vis wordt aangeraden in plaats van één keer per week voor de algemene bevolking. De Gezondheidsraad heeft ook adviezen geschreven voor zwangere vrouwen, vrouwen die borstvoeding geven en jonge kinderen. 

De Zorgmodule Voeding (artsenwijzer diëtetiek) helpt bij het vaststellen van het zorgprofiel en laat zien of en wanneer een verwijzing naar een diëtist nodig is. Na het selecteren van de aandoening wordt bovenaan beschreven welke patiënten onder welk zorgprofiel vallen. 

Bij zorgprofiel 1 (zelfmanagement) staan bronnen die de patiënt kan gebruiken in zijn zelfmanagement.  

Bij zorgprofiel 2 (algemeen voedingsadvies) kan de arts algemene aandachtspunten vinden die relevant zijn bij de betreffende klacht of aandoening.  

Zorgprofiel 3 (individuele dieetbehandeling) en Zorgprofiel 4 (gespecialiseerde dieetbehandeling) zijn het werkgebied van de (gespecialiseerde) diëtist. 

Andere tips die patiënten kunnen helpen met een gezonder eetpatroon: 

Door met aandacht te eten in plaats van op de automatische piloot, wordt het verzadigingsgevoel sneller en beter herkend. Eet rustig, neem kleine happen, kauw goed en proef elke hap. Voorkom afleiding. Eet aan tafel in plaats van voor de TV, leg je telefoon of de krant even weg en ga écht even zitten voor de maaltijd. 

Zorg dat de fruitmand in het zicht staat en leg snoep en snacks uit het zicht. Voorkom bovendien dat snoep en snacks in hetzelfde kastje liggen als gezonde snacks of bij servies en ander keukengerei. Bewaar ongezonde producten in een niet-doorzichtige pot.  

Grote voorraden van eten en drinken stimuleren om er sneller en meer van te nemen. Beperk de voorraad ongezonde producten.

Voorkom direct uit de verpakking eten. De kans op overeten is dan groter. Doe een kleine portie in een bakje en leg de verpakking weer weg. Daarmee voorkom je gedachteloos meer te eten dan gepland, en verhoog je de drempel om nog een portie te pakken.

Minder zout

80% van de Nederlanders eet meer dan de maximaal aanbevolen 6 gram/dag zout (= 2,4 gram natrium). Volwassen mannen eten gemiddeld 8,9 gram zout per dag, vrouwen eten gemiddeld 6,6 gram zout.

Inname van te veel zout is de individuele voedingsfactor die het sterkst bijdraagt aan de ziektelast. De maximaal aanbevolen hoeveelheid van 6 gram/dag is pragmatisch vastgesteld; er werd ingeschat dat dit een haalbaar advies is. Verdere vermindering van de zoutinname leidt tot meer gezondheidswinst.

20% van het geconsumeerde zout in Nederland komt uit zout dat bij de bereiding van het eten zelf toegevoegd wordt. 

  • Voeg geen zout toe, gebruik andere kruiden 
  • Controleer bij het gebruik van kruidenmixen of er zout in zit. Kies varianten zonder of met minder zout. Bouillonblokjes, sambal, sojasaus en ketjap zijn voorbeelden van smaakmakers met veel zout. 
  • Gebruik van dieetzout (kaliumchloride) wordt niet aanbevolen 

80% van het geconsumeerde zout komt uit producten die (van nature of toegevoegd) zout bevatten.  

  • Beperk hartige snacks en tussendoortjes (zoals chips, saucijzenbroodjes, pizzabroodjes). Ook zoete snacks zoals koek en gebak kunnen veel zout bevatten. Kies tussendoortjes uit de Schijf van Vijf. 
  • Beperk het koken met ‘pakjes en zakjes’, fabrikanten voegen vaak (veel) zout toe. Wanneer je zelf marinades, sauzen, soepen en dressings maakt kun je zoutloos of zoutarm koken. 
  • Beperk kant-en-klaar maaltijden en soepen. Check het etiket op de hoeveelheid zout. 
  • Bewerkt vlees en vleesvervangers bevatten ook regelmatig veel zout, check het etiket. Kies voor vleeswaren met minder dan 2 gram zout per 100 gram.  
  • Er zijn grote verschillen in de hoeveelheid zout in kaas, check het etiket bij het maken van een keuze. Kies voor kaas met minder dan 1,5 gram zout per 100 gram. 

Duurzamere voeding – meer plantaardig

Een voedingspatroon met meer plantaardige en minder dierlijke eiwitten is beter voor mens en milieu. De Gezondheidsraad adviseert om van het huidige gemiddelde eetpatroon van 60% dierlijk en 40% plantaardig te verschuiven naar een voedingspatroon met 60% plantaardige eiwitten. Dit levert voor de meeste Nederlanders gezondheidswinst op. Deze eiwittransitie kan de impact van de voedselconsumptie op het milieu met 25% verlagen.

Rood en bewerkt vlees dragen het meest bij aan de uitstoot van broeikasgassen. Vlees is verantwoordelijk voor ongeveer 1/3 van de uitstoot, terwijl het maar ongeveer 3% van onze voeding uitmaakt.

De Gezondheidsraad gaat uit van een voedingspatroon waarbij de inname van vlees wordt verlaagd en de inname van zuivel en vis niet hoger is dan de aanbevolen hoeveelheden. In dit scenario worden, om energie-inname gelijk te houden, meer volkoren graanproducten, noten, peulvruchten, groenten en fruit gegeten. Dit verlaagt het risico op HVZ, DM2 en kanker. Er wordt meer voedingsvezel gegeten. Door de verlaging van inname van rood en bewerkt vlees daalt ook de inname van verzadigd vet en mogelijk zout.

  • Voorkom verspilling 

Gebruik waar mogelijk ook de schil en stronk van groenten en fruit, deze bevatten over het algemeen veel vezels en voedingsstoffen. Probeer overgebleven restjes zoveel mogelijk te gebruiken; maak er een lunch, soep of (pasta)salade van. 

  • Voorkom overconsumptie 

Eet niet meer energie en eiwit dan nodig 

  • Kies voor varianten binnen een voedingsgroep met minder milieu-impact 

Het vervangen van rood vlees (rund) door varkensvlees en wit vlees (kip) zorgt voor 20- 30% minder uitstoot van broeikasgassen. De impact van rundvlees en vleeskoeien is hoger dan die van varkensvlees, en die is weer hoger dan die van kip, ei en vis. 

Eet (Nederlandse) seizoensproducten die worden geteeld in volle grond, in plastic tunnels of onverwarmde kassen.  

  • Eet meer plantaardige en minder dierlijke eiwitten 

Kook een aantal avonden per week zonder vlees. Vervang vlees in de avondmaaltijd door peulvruchten, groenten, noten, volkoren graanproducten of vleesvervangers. Kies plantaardige alternatieven voor zuivel of vleeswaren als broodbeleg. Kijk voor inspiratie en recepten op voedingscentrum.nl, andere bronnen voor recepten op het internet of een kookboek. 

De inzet van plantaardige voeding als behandeloptie voor enkele chronisch (inflammatoire) aandoeningen, zoals reumatoïde artritis en IBD, wordt nog onderzocht. Op dit moment wordt plantaardige voeding als behandeloptie (nog) niet aangeraden in NHG-standaarden, vanwege een gebrek aan wetenschappelijk bewijs.  

Mocht een patiënt zelf met deze vraag komen is het advies te verwijzen naar een gespecialiseerd diëtist en/of naar de behandelend medisch specialist. 

Tools en meer verdieping

NHG E-learning Voeding in de spreekkamer

Met deze e-learning breid je jouw kennis en vaardigheden over voeding uit, zodat je patiënten correct kunt adviseren over hun voeding(svragen).

Voedingscentrum e-learning

In deze e-learning leer je over de rol van gezonde voeding bij de preventie en behandeling van veelvoorkomende ziektes en aandoeningen.

Vind een diëtist

De zorgzoeker van de Nederlandse Vereniging van Diëtisten. Hierin zijn ook aandachtsgebieden per diëtist opgenomen. 

Meer tools

Hier vind je tools om het gesprek over voeding te starten, folders en tools die helpen bij het verwijzen en het geven van specifieke adviezen en tools voor patiënten.

Zorgprofielen

Bekijk hier de indeling van de zorgprofielen om samen met de patiënt een passend aanbod te kiezen.

studiemateriaal

Bibliotheek

Bekijk alle aanvullende leestips, achtergronden en brondocumenten voor dit hoofdstuk op de bibliotheekpagina.