In 2018 adviseerde de Gezondheidsraad om mensen van 60 tot en met 75 jaar vijfjaarlijks te vaccineren tegen pneumokokken. Hiermee zou de groep 60- tot en met 80-jarigen beter beschermd zijn tegen ziekte en sterfte door pneumokokken. De minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) stelt de pneumokokkenvaccinatie vanaf 2020 (gefaseerd) voor deze doelgroep beschikbaar via een programmatische aanpak met financiering vanuit de overheid. Dit jaar is het laatste leeftijdscohort aan de beurt (mensen van 60 tot en met 63 jaar).  

Recent zijn ook de pneumokokkenconjugaatvaccins PCV15 en PCV20 beschikbaar gekomen in Nederland. In 2023 is door de Gezondheidsraad een advies opgesteld over de mogelijke inzet hiervan binnen het NPPV. Deze vaccins bieden een langere beschermingsduur waardoor revaccinatie minder vaak of helemaal niet meer nodig is. Wel kan het zo zijn dat de samenstelling van de vaccins in de loop van de tijd verandert op basis van circulerende serotypen en dat daarna een revaccinatie nodig is. Het advies heeft in 2024 geen gevolgen voor de uitvoering van het programma.

Pneumokokkenvaccinatie op medische indicatie valt buiten het bestek van het NPPV.

Inhoud

Inclusiecriteria

In 2024 zijn de mensen geboren in 1961 tot en met 1964 aan de beurt (tabel 1). Zo zijn, in de afgelopen jaren, alle 60- tot en met 79-jarigen, van oud naar jong, gevaccineerd met het PPV23 vaccin.

Leeftijd  60  61  62  63  
Geboortejaar  1964  1963  1962  1961  
Tabel 1. Volwassenen die in 2024 voor deelname aan het NPPV worden uitgenodigd.  

Deelnemers die in het betreffende jaar niet op hun uitnodiging zijn ingegaan, mogen zich gedurende 3 vaccinatieseizoenen nog melden voor vaccinatie bij de huisarts, mits er voldoende vaccin voorradig is. Iemand die in oktober 2022 een eerste uitnodiging heeft ontvangen, kan deze uitnodiging gedurende het vaccinatieseizoen 23/24 en 24/25 nog gebruiken. Na deze termijn moeten zij wachten op de volgende uitnodiging. Dit is om te garanderen dat het uitnodigingsschema op basis van leeftijdscohorten toepasbaar blijft. Immers moet er minimaal 2 jaar tussen de laatste vaccinatie met PPV23 en een nieuwe vaccinatie met PPV23 zitten om goede werkzaamheid te garanderen. Er worden geen nieuwe uitnodigingen gestuurd wanneer iemand niet ingaat op de initiële uitnodiging.   


Exclusiecriteria

Eerdere vaccinatie tegen pneumokokkenziekte kan een (tijdelijk) exclusiecriterium zijn. Er zijn aanwijzingen voor een verminderde antistofrespons na herhaalde revaccinatie met PPV23, zogeheten hyporesponsiviteit. Hyporesponsiviteit treedt vooral op bij aanwezigheid van een hoge concentratie polysacharide-antigenen na herhaalde revaccinatie met een kort interval (binnen 2-3 jaar) en neemt af bij grotere intervallen tussen revaccinaties van meer dan 5 jaar. De klinische relevantie van hyporesponsiviteit is echter onbekend.

Zie onderstaande tabel 2 voor minimale intervallen.

Het is van belang te weten welke pneumokokkenvaccinaties een patiënt heeft gehad en wanneer. Mogelijk weet u niet altijd of een patiënt eerder een pneumokokkenvaccinatie heeft ontvangen, en zo ja, welk vaccin. In de uitnodigingsbrief is daarom een zin opgenomen waarin de patiënt wordt verzocht om contact op te nemen met de huisarts indien hij in de afgelopen 2 jaar een pneumokokkenvaccinatie heeft ontvangen.

Vaccin 1Vaccin 2MinimumintervalOverwegingen
PCV13PPV232 maandenAls beide vaccins gegeven moeten worden, heeft het de voorkeur om eerst PCV13 te geven en daarna pas PPV23: dit geeft een betere immuunrespons.
PPV23PCV131 jaarTe snel (< 1 jaar) na PPV23- een PCV13-vaccinatie aanbieden levert lagere antistoftiters op. Daarom is dit interval langer dan wanneer PPV23 na PCV13 wordt gegeven.
PPV23PPV232 jaarDit interval is bij voorkeur 5 jaar.
Als de laatste PPV23 ≥ 2 jaar geleden is, kan de patiënt volgens het programma gevaccineerd worden. Deze verkorte termijn geldt alleen om instroming in het programma mogelijk te maken voor uitzonderingsgevallen (bijvoorbeeld na chemotherapie, verblijf in het buitenland of eerdere vaccinatie bij een medische indicatie).
Als de laatste PPV23 < 2 jaar geleden gegeven is, wordt deze hervaccinatie overgeslagen en kan de patiënt na 5 jaar in het programma instromen. Het is niet nadelig als er eenmalig maximaal 7 jaar tussen de PPV23-vaccinaties zit. De patiënt kan er ook voor kiezen niet in te stromen in het programma.
Tabel 2. Minimumintervallen tussen de vaccins

De belangrijkste redenen voor een eerdere vaccinatie zijn een medische indicatie, vaccinatie op eigen verzoek, en deelname aan onderzoeken naar de effectiviteit van vaccinatie met PCV13 bij volwassenen.

Bij een medische indicatie wordt meestal eenmalig PCV13 gegeven gevolgd minimaal 2 maanden later door PPV23. Vervolgens wordt PPV23 meestal levenslang iedere 5 jaar herhaald (dus ook na het tachtigste levensjaar).Wanneer deze patiënten op basis van hun leeftijd ook in aanmerking komen voor een vaccinatie via het NPPV, kunnen zij instromen in het programma. Daarbij is het wel belangrijk de minimale intervallen uit bovenstaande tabel 2 in acht te nemen.

Pneumokokkenconjugaatvaccins zijn pas relatief kort op de markt. Vanaf 2000 worden ze in de Verenigde Staten gebruikt; in Nederland worden ze sinds 2006 grootschalig ingezet (binnen het RVP voor zuigelingen). Als uw patiënt langer geleden een pneumokokkenvaccinatie heeft gehad, zal dat dus een PPV zijn geweest.

Bij de meerderheid van de gevaccineerde personen is de hoeveelheid antistoffen tegen de pneumokokkenserotypen in PPV23 na 5 jaar gedaald tot ongeveer de hoeveelheid voor vaccinatie. De antistoftiters zijn in de eerste 2 jaar na vaccinatie het hoogst, maar dalen geleidelijk over de tijd. Op individueel niveau kunnen deze antistoftiters langer of korter aanwezig blijven.

Bij een korter interval is de stijging van de antistoftiters na een volgende vaccinatie vaak minder hoog dan bij een langer interval tussen de vaccinaties met PPV23. Deze verminderde respons houdt verband met de hoogte van de nog aanwezige antistoffen. De antistoffen na vaccinatie met PPV23 zijn na 2 jaar over hun hoogtepunt heen. Daarom is voor een minimuminterval van tenminste 2 jaar gekozen. Op die manier kunnen patiënten met een medische indicatie en de juiste leeftijd toch instromen. Hoe langer het interval is, hoe effectiever de volgende vaccinatie is.

Ook bijwerkingen zoals roodheid en zwelling op de plaats van vaccinatie na een volgende vaccinatie met PPV23 lijken te zijn gerelateerd aan de hoogte van de nog aanwezige antistoftiters na de vorige PPV23. Na een langer interval treden er minder bijwerkingen op.


(Tijdelijke) contra-indicaties

In de volgende situaties is er sprake van een contra-indicatie voor de pneumokokkenvaccinatie (zie ook de productkenmerken en patiëntenbijsluiter).

Absolute contra-indicatie:

  • Een eerdere anafylactische reactie op hetzelfde vaccin.

Tijdelijke/relatieve contra-indicatie:

Stel de vaccinatie uit tot de patiënt koortsvrij is.

Er is weinig bekend over de termijn die tussen de vaccinatie en een geplande operatie aangehouden moet worden. Bij een geplande operatie is een termijn van ten minste 48 uur een goede periode. De mogelijke bijwerkingen van de vaccinatie zijn dan verdwenen, waardoor er geen verwarring met eventuele postoperatieve complicaties kan optreden. Er is geen reden om een operatie na een pneumokokkenvaccinatie uit te stellen.

Tijdens behandeling met chemotherapie komt de immuunrespons op PPV23 minder goed op gang, afhankelijk van het type chemotherapie en de timing ervan. Om die reden wordt PPV23 bij voorkeur 2 weken voor start van de chemotherapie gegeven of uitgesteld tot minimaal 3 maanden na afronding van de behandeling. Wanneer een patiënt nog midden in een behandeltraject zit, kan hij zelf met de behandelend specialist overleggen wat het beste moment is voor de pneumokokkenvaccinatie.  

Dit is anders dan bij de griepvaccinatie. De griepvaccinatie is een seizoensgebonden vaccinatie die jaarlijks herhaald wordt. De samenstelling van dit vaccin varieert per jaar. Aangezien de griepvaccinatie voor of in het griepseizoen gegeven dient te worden, is er minder flexibiliteit om deze vaccinatie  uit te stellen. Hoewel de griepvaccinatie tijdens chemotherapie mogelijk minder effectief is, is het advies om deze kwetsbare patiënten wel de griepvaccinatie te geven om hen zoveel mogelijk bescherming tegen griep te bieden.  

Voor patiënten die recentelijk een beenmergtransplantatie hebben ondergaan, is het aan de medisch specialist om te bepalen wat het juiste moment is om te vaccineren tegen pneumokokken.

De volgende situaties vormen geen contra-indicatie:

Actieve behandeling met bestraling

Het gebruik van corticosteroïden is geen contra-indicatie voor het toedienen van PPV23. Bij een kortdurende stootkuur met corticosteroïden (< 14 dagen) wordt geen effect op de vaccinatierespons verwacht. Bij hogere doseringen is het vaccin mogelijk minder effectief, maar bij doseringen tot 20 mg prednison per dag wordt weinig tot geen effect verwacht op de vaccinatierespons.

Ook patiënten die andere immunosuppressiva gebruiken kunnen veilig gevaccineerd worden. Mogelijk is de vaccinatie minder werkzaam dan bij patiënten die geen immunosuppressiva gebruiken, maar het is zeker veilig. Bij sommige aandoeningen kan de behandelend medisch specialist ervoor kiezen om vóór de start van de behandeling te starten met vaccineren met PCV13 en/of PPV23. Zie voor meer informatie de LCI-handleiding Vaccinatie bij chronisch inflammatoire aandoeningen.


Bronnen