In het kort

Vaccinatie geeft gedeeltelijke bescherming tegen infectie met pneumokokken en de gevolgen hiervan. Er zijn 2 soorten pneumokokkenvaccins: conjugaat- en polysacharidevaccins.

De pneumokokkenconjugaatvaccins PCV10 en PCV13 beschermen levenslang tegen respectievelijk 10 en 13 serotypen. Deze vaccins zijn sinds 2000 op de markt. Sinds 2006 wordt PCV gebruikt in het Rijksvaccinatieprogramma voor kinderen.

In 2023 is door de Gezondheidsraad een advies opgesteld over de mogelijke inzet van een nieuw vaccin (PCV20) binnen het Nationaal Programma Pneumokokkenvaccinatie Volwassenen. Dit vaccin biedt een langere beschermingsduur waardoor revaccinatie minder vaak of helemaal niet meer nodig is. Het advies heeft voor 2024 geen gevolgen voor de uitvoering van het programma.  

Mensen met een medische indicatie hebben volgens de huidige richtlijnen een indicatie voor PCV13 of PCV15 en daarna vijfjaarlijks een pneumokokkenpolysacharidevaccin (PPV23). PPV23 beschermt tegen 23 serotypen, welke iets minder dan 80% van de invasieve pneumokokkenziekte bij volwassenen in Nederland veroorzaakten” (versus ongeveer 35% in het geval van het PCV13 en ongeveer 48% in het geval van PCV15).

In het NPPV wordt alleen geselecteerd op basis van leeftijd (60- tot en met 79-jarigen). Vaccineren op medische indicatie valt niet onder het NPPV. In het NPPV wordt gebruik gemaakt van het PPV23, dat een beperkte beschermingsduur heeft (tot 5 jaar).

Er wordt voor PPV23 geadviseerd om elke 5 jaar te revaccineren. Vaker vaccineren wordt niet aangeraden, omdat niet valt uit te sluiten dat het vaccin minder effectief wordt (hyporesponsiviteit) en omdat de kans op bijwerkingen groter wordt.

Na vaccinatie met PPV23 wordt geen immunologisch geheugen opgebouwd en is de beschermingsduur beperkt (de bescherming neemt in de loop van 5 jaar af). Vaccinatie met PPV23 heeft bovendien nauwelijks invloed op het slijmvliesdragerschap en geeft daarom geen groepsbescherming.

Er is onvoldoende onderzoek gedaan naar de vaccineffectiviteit van PPV23 bij ouderen ≥ 80 jaar. Volgens de Gezondheidsraad is het echter aannemelijk dat bij hen de effectiviteit beperkt is, omdat er een verminderde respons is door veroudering van het afweersysteem.

In 2020 werd de pneumokokkenvaccinatie voor het eerst aangeboden aan alle 73 tot en met 79-jarigen. In dat jaar werd er onder deze doelgroep een vaccinatiegraad behaald van 73%. De vaccinatiegraad in dezelfde doelgroep was bij de griepvaccinatie met 75% een fractie hoger.


Meer informatie

Welke verschillende vaccins zijn er en wat is de werking? 

Er zijn 2 verschillende soorten vaccins: pneumokokkenconjugaatvaccins (PCV) en pneumokokkenpolysacharidevaccins (PPV). De huidige beschikbare pneumokokkenvaccins ter preventie van pneumokokkeninfecties berusten allemaal op het kapselpolysacharide als antigeen. De verschillende vaccins bevatten 10 tot 23 van de > 90 verschillende kapselpolysachariden. De bescherming na vaccinatie berust op serotypespecifieke IgG-antistoffen gericht tegen het kapsel, die beschermen tegen invasieve ziekte en bij een hoge IgG-concentratie ook tegen acquisitie en vervolgens dragerschap van dit serotype pneumokokken.

Pneumokokkenconjugaatvaccins (PCV) 

De pneumokokkenconjugaatvaccins PCV10 en PCV13 beschermen levenslang tegen respectievelijk 10 en 13 serotypen. Deze vaccins zijn sinds 2000 op de markt. Sinds 2006 wordt PCV gebruikt in het Rijksvaccinatieprogramma voor kinderen. 
Recent zijn ook de pneumokokkenconjugaatvaccins PCV15 en PCV20 beschikbaar gekomen in Nederland.  Bij conjugaatvaccins zijn de polysacharide-antigenen gekoppeld aan een dragereiwit. Hierdoor treedt er een T-cel immuunrespons op, ook bij kinderen < 2 jaar. Hierdoor worden niet alleen plasmacellen gevormd die antistoffen produceren, maar wordt er ook een immunologisch geheugen opgebouwd, wat zorgt voor een langdurige bescherming tegen de in het vaccin opgenomen types.

Er zijn in Nederland 4 conjugaatvaccins beschikbaar: PCV10 (Synflorix®), PCV13 (Prevenar 13®), PCV15 (Vaxneuvance®) en PCV20 (Apexxnar®) die bescherming bieden tegen respectievelijk 10, 13, 15 en 20 serotypen.

In 2023 is door de Gezondheidsraad een advies opgesteld over de mogelijke inzet van een nieuw vaccin (PCV20) binnen het NPPV. Dit vaccin biedt een langere beschermingsduur waardoor revaccinatie minder vaak of helemaal niet meer nodig is. Het advies heeft voor 2024 geen gevolgen voor de uitvoering van het programma.  

Pneumokokkenpolysacharidevaccins (PPV) 

In Nederland is het 23-valente polysacharidevaccin beschikbaar: Pneumovax 23®. Dit vaccin biedt bescherming tegen de 23 meest voorkomende serotypen en wordt sinds 2020 gebruikt binnen het NPPV voor pneumokokkenvaccinatie voor volwassenen. 

Polysacharidevaccins induceren een T-cel-onafhankelijke respons, waardoor ze bij kinderen < 2 jaar, met een nog niet volledig uitgerijpt immuunsysteem, niet goed werken. Polysacharidevaccins zijn in staat om B-lymfocyten te stimuleren zonder de tussenkomst van T-helpercellen. Hierdoor wordt geen immunologisch geheugen opgebouwd en is de beschermingsduur beperkt waardoor revaccinatie nodig is.


Wie worden er gevaccineerd tegen pneumokokken? 

Behalve het programma pneumokokkenvaccinatie bij volwassenen worden kinderen gevaccineerd volgens het Rijksvaccinatieprogramma (RVP). Daarnaast komen patiënten die in een medische risicogroep vallen in aanmerking voor vaccinatie.  

Rijksvaccinatieprogramma 

Binnen het Rijkvaccinatieprogramma (RVP) krijgen kinderen op de leeftijd van 3, 5 en 11 maanden PCV10 aangeboden. Kinderen die hun pneumokokkenvaccinaties hebben gemist, kunnen deze tot de leeftijd van 2 jaar inhalen. 

Vaccinatie bij medische risicogroepen 

Wanneer er een medische indicatie is voor vaccinatie tegen pneumokokkenziekte, wordt geadviseerd om eerst met een conjugaatvaccin te vaccineren en vervolgens na minstens 2 maanden met PPV23. PPV23 wordt levenslang iedere 5 jaar herhaald. Voor de huisarts zijn met name sikkelcelziekte en (functionele) asplenie van belang. Voor het indiceren van overige medische indicaties ligt de verantwoordelijkheid bij de behandelend specialist in de tweede lijn. 

Vaccinatiegraad 2022

In 2022 was het derde jaar van het NPPV waarin mensen werden uitgenodigd voor de pneumokokkenvaccinatie. In 2022 ontvingen mensen geboren van 1953 tot en met 1956 een uitnodiging. Binnen deze leeftijdsgroep was de vaccinatiegraad 63,0% en verschilde nauwelijks tussen de geboortejaren. Hiermee lag de vaccinatiegraad lager dan in de voorgaande jaren. In 2021 ( 74,1%), waarin de 69 t/m 73-jarigen werden uitgenodigd. Er is een sterke samenhang tussen het halen van de pneumokokkenvaccinatie en de griepvaccinatie: bij mensen uit de uitgenodigde leeftijdsgroep die zich lieten vaccineren tegen griep was 92,1% ook gevaccineerd tegen pneumokokken. In de groep die zich niet tegen griep lieten vaccineren, was de vaccinatiegraad voor pneumokokken 3,8%. De meeste mensen kiezen dus voor beide vaccinaties of geen van beide.    

Gegevens over de vaccinatiegraad 2023 zijn ten tijde van het verschijnen van deze handleiding nog niet bekend en worden doorgaans na de zomer van het volgende jaar door Nivel gepubliceerd. 


Is er sprake van indirecte bescherming voor ouderen door de vaccinatie van kinderen en patiënten uit risicogroepen? 

Sinds de invoering van de pneumokokkenvaccinatie in het RVP is invasieve pneumokokkenziekte veroorzaakt door de serotypen in het vaccin sterk afgenomen bij zowel gevaccineerde als ongevaccineerde leeftijdsgroepen. Dit komt doordat vaccinatie met PCV10 het dragerschap van deze 10 serotypen bij kinderen vermindert, waardoor de transmissie van deze serotypen naar andere leeftijdsgroepen, bijvoorbeeld ouderen, wordt verlaagd. Deze serotypen veroorzaken daardoor minder vaak ziekte. Door vaccinatie neemt het dragerschap van deze serotypen af, maar deze worden vervangen door serotypen waartegen PCV10 niet beschermt. Dit wordt ‘typevervanging’ (replacement) genoemd. Hierdoor neemt ziekte door andere serotypen toe, met name bij ouderen. 

Door PPV23 hebben personen tussen de 60 en 80 jaar gemiddeld 70% minder kans op IPD veroorzaakt door pneumokokken serotypen waartegen PPV23 werkt. Globaal wordt zo’n 80% van de IPD gevallen veroorzaakt door een pneumokok-type dat gedekt wordt door het vaccin. De verlaagde kans op ziekte verschilt wel per leeftijdsgroep. 


Wat is de effectiviteit van de pneumokokkenvaccinatie voor ouderen?  

De gemiddelde vaccineffectiviteit voor IPD door 1 van de vaccintypes is (conservatief) geschat op gemiddeld 64% en voor pneumokokkenpneumonie op gemiddeld 29% over de beschermingsduur van de eerste twee jaar. Hoewel de effectiviteit en de beschermingsduur niet optimaal zijn, leidt vaccinatie tot een aanzienlijke reductie van sterfte en ziekte door pneumokokken.  


Wat zijn de mogelijke bijwerkingen?

Er worden vrijwel uitsluitend milde lokale of systemische bijwerkingen van de vaccinatie gemeld, zoals roodheid, zwelling en pijn op de plek waar de vaccinatie is toegediend of griepachtige verschijnselen. Deze ontstaan doordat het afweersysteem bezig is antistoffen op te bouwen tegen de antigenen in het vaccin. Eventuele bijwerkingen verdwijnen binnen enkele dagen.

De lokale bijwerkingen van het pneumokokkenvaccin (PPV23) kunnen uitgesprokener zijn dan de lokale bijwerkingen van de griepvaccinatie. Gelijktijdige griep- en pneumokokkenvaccinatie lijkt geen toename in bijwerkingen te geven ten opzichte van afzonderlijk op verschillende momenten vaccineren. Om onderscheid tussen lokale bijwerkingen van de griep- en pneumokokkenvaccinatie te kunnen maken, wordt geadviseerd om bij gelijktijdige vaccinatie de griepvaccinatie links en de pneumokokkenvaccinatie rechts te geven.

In 2021 heeft Lareb een analyse uitgevoerd naar het vóórkomen van ‘extensive limb swelling (ELS)’ na vaccinatie met PPV23 over het seizoen 2020-2021. Dit is een bekende bijwerking na bijvoorbeeld griepvaccinatie of DKTP-vaccinatie. Er is sprake van ELS als de zwelling en/of het erytheem zich over ten minste 1 gewricht vanaf de vaccinatieplaats uitbreidt en/of ten minste de helft van de omtrek van de extremiteit beslaat. ELS ontstaat meestal binnen 48 uur na vaccinatie en verdwijnt restloos binnen enkele dagen. 

Vermoedelijke (ernstige) bijwerkingen moeten volgens de Geneesmiddelenwet gemeld worden bij het Bijwerkingencentrum Lareb. Huisartsen hoeven niet uit te zoeken of de verschijnselen daadwerkelijk een causale relatie hebben met de vaccinatie.

Er is een uitzonderlijk kleine kans op een anafylactische reactie bij een allergie voor bestanddelen van het vaccin. In geval van een calamiteit (zoals een onverwachte anafylactische reactie) moet er binnen 15 minuten een arts aanwezig kunnen zijn om deze adequaat te behandelen.


Bronnen