De NHG-Richtlijnen website is ook als webapp beschikbaar.

Lees verder
NHG-Standaard

Diabetes mellitus type 2

NHG-werkgroep:
Bilo HJG, Dankers M, De Rooij A, Hart HE, Houweling ST, IJzerman RG, Janssen PGH, Kerssen A, Oud M, Palmen J, Stam H, Wiersma Tj.
Naar Volledige tekst ›

Gebruik bij twijfel over de klinische stabiliteit van de patiënt de ABCDE-systematiek (zie  NHG-ABCDE-kaart(link is external)).
Zie verder  Hypoglykemie en  Zeer ernstige hyperglykemie.

Naar Volledige tekst ›
Naar Volledige tekst ›

Voorlichting en advies

Naar Volledige tekst ›

Geef informatie over DM2 en over situaties waarin met spoed maatregelen nodig zijn (hypoglykemie, ernstige hyperglykemie, koorts, braken, diarree, (dreigende) dehydratie).

Niet-medicamenteuze adviezen

Naar Volledige tekst ›
  • Stoppen met roken
  • Voldoende bewegen
  • Afvallen bij BMI > 25
  • Gezonde voeding

Medicamenteuze behandeling

Naar Volledige tekst ›
  • Start bloedglucoseverlagende medicatie als niet-medicamenteuze adviezen onvoldoende zijn om een HbA1c ≤ 53 mmol/mol te bereiken.
  • Er zijn 2 stappenplannen. Behandel patiënten afhankelijk van risico op hart- en vaatziekten:
    • zonder zeer hoog risico (geen doorgemaakte hart- en vaatziekte, hartfalen of chronische nierschade met verhoogd cardiovasculair risico) volgens  tabel h5.
    • met een zeer hoog risico (zie  tabel h7) volgens  tabel h8, mits: niet kwetsbaar, levensverwachting > 5 jaar (bij hartfalen ook < 5 jaar)) en eGFR > 10 ml/min/1,73 m2.
  • Voeg bij zeerhoogrisicopatiënten die al behandeld worden volgens het stappenplan voor patiënten zonder zeer hoog risico een SGLT2-remmer toe (bij contra-indicatie: GLP1-agonist). Pas bij gebruikers van een sulfonylureumderivaat en/of insuline met een HbA1c < 64 mmol/mol eerst de dosering aan (zie  tabel h8).
  • Zie ook Behandeling bij nuchter glucose ≥ 10 mmol/L op moment van diagnose. 
Tabel h5 Medicamenteus stappenplan voor patiënten zonder zeer hoog risico op hart- en vaatziekten*
Stap 1Metformine
Stap 2Voeg gliclazide toe
Stap 3

Maak een keuze afhankelijk van de benodigde HbA1c-daling, patiëntkenmerken en patiëntvoorkeuren (zie ook  tabel h6):

  • HbA1c 1-9 mmol/mol boven de streefwaarde: voeg gliclazide, DPP4-remmer of SGLT2-remmer toe
  • HbA1c 10-19 mmol/mol boven de streefwaarde: voeg GLP1-agonist of (middel)langwerkende insuline toe
  • HbA1c ≥ 20 mmol/mol boven de streefwaarde: voeg (middel)langwerkende insuline toe
Stap 4Voeg een ander middel uit stap 3 toe
Bij (middel)langwerkende insuline in stap 3 (of stap 4): intensiveer insulinetherapie of voeg een GLP1-agonist toe.
* Patiënten zonder eerder doorgemaakte hart- en vaatziekte of hartfalen en zonder chronische nierschade met een matig tot sterk verhoogd risico
† Bij patiënten met een clustering van cardiovasculaire risicofactoren of bij patiënten met obesitas kan worden overwogen om in plaats van gliclazide een middel te kiezen dat leidt tot reductie van het cardiovasculaire risico en/of het gewicht. Zie stap 2 in de hoofdtekst.
Open tabel
Tabel h7 Criteria voor zeer hoog risico op hart- en vaatziekten*
Patiënten met eerder doorgemaakte hart- en vaatziekten
  • Acuut coronair syndroom
  • Angina pectoris
  • Coronaire revascularisatie
  • TIA of beroerte
  • Symptomatische aorta-iliofemorale atherosclerose
  • Aneurysma aortae
  • Claudicatio intermittens of perifere revascularisatie
  • Met beeldvormend onderzoek aangetoonde atherosclerotische stenose of ischemie
Patiënten met chronische nierschade met een matig tot sterk verhoogd cardiovasculair risico
  • eGFR ≥ 60 ml/min/1,73 m2 met ACR > 30 mg/mmol
  • eGFR 45-59 ml/min/1,73 m2 met ACR > 3 mg/mmol
  • eGFR 10-44 ml/min/1,73 m2
Patiënten met hartfalenAlle vormen van hartfalen, onafhankelijk van de ejectiefractie
Gebaseerd op de CVRM-richtlijn (2019).
TIA = transiënte ischemische aanval; GFR = glomerulaire filtratiesnelheid; ACR: albumine-creatinineratio (in urine).
* Behandel patiënten alleen conform tabel h8 indien niet-kwetsbaar, levensverwachting > 5 jaar en eGFR > 10 ml/min/1,73 m2.
† Zie tabel 1 van de NHG-Standaard Chronische nierschade.
‡ Bij patiënten met op het moment van klachten van hartfalen een NT-proBNP 125-300 pg/ml of BNP 35-50 pg/ml is geen direct wetenschappelijk bewijs beschikbaar. Een vergelijkbaar effect is wel aannemelijk. Overweeg te behandelen volgens het zeerhoogrisico stappenplan, overleg zo nodig met de cardioloog. Overweeg te behandelen volgens het stappenplan in tabel h8, overleg zo nodig met de cardioloog. Patiënten met hartfalen hebben ook bij een levensverwachting < 5 jaar een indicatie voor een SGLT2-remmer (zie NHG-Standaard Hartfalen).
Open tabel
Tabel h8 Medicamenteus stappenplan voor patiënten met een zeer hoog risico op hart- en vaatziekten*
Stap 1

SGLT2-remmer

Start GLP1-agonist bij contra-indicatie voor SGLT2-remmer (bijvoorbeeld eGFR < 20 ml/min/1,73 m2, zie ook tabel h6)

Stap 2Voeg metformine toe
Stap 3Voeg een GLP1-agonist toe
Stap 4

Voeg een van de middelen uit het stappenplan voor patiënten zonder zeer hoog risico toe  (zie tabel h5)

Combinatie van GLP1-agonist met DPP4-remmer is niet effectief en wordt ontraden

* Zie tabel h7.
† Bij een zeer hoog risico alleen vanwege hartfalen is er geen aangetoond voordeel van een GLP1-agonist op harde eindpunten.
Open tabel

Streefwaarden voor bloedglucose en HbA1c

Naar Volledige tekst ›
  • De streefwaarden gelden voor beide stappenplannen.
  • Gebruik nuchtere glucosewaarden om de dosering van voorgeschreven medicatie aan te passen.
  • Streefwaarden bloedglucose: nuchter 4,5 tot 8 mmol/L; 2 uur postprandiaal < 9 mmol/L.
  • Bepaal aan de hand van het HbA1c of een nieuwe stap in het stappenplan is geïndiceerd.
  • Streefwaarden HbA1c:
    • Patiënten < 70 jaar: ≤ 53 mmol/mol
    • Patiënten > 70 jaar tot en met medicamenteuze stap 1: ≤ 53 mmol/mol
    • Patiënten ≥ 70 jaar vanaf medicamenteuze stap 2: 54-58 mmol/mol (bij ziekteduur < 10 jaar) of 54-64 mmol/mol (bij ziekteduur ≥ 10 jaar)
  • Bij kwetsbare ouderen en mensen met een korte levensverwachting (arbitrair < 5 jaar) zijn glucosewaarden van 6-15 mmol/L en HbA1c-waarden tot 53-69 mmol/mol acceptabel.

Praktische uitgangspunten medicamenteuze behandeling

Naar Volledige tekst ›
  • Verhoog de dosering elke 2-4 weken aan de hand van nuchtere glucosewaarden. Ga naar de volgende stap als dosisverhoging niet meer mogelijk is (door bijwerkingen of bereiken maximale dagdosis).
  • Bij bijwerkingen of contra-indicaties voor een middel: kies andere middelen uit het stappenplan.
  • Zie  tabel h6 voor bijwerkingen en contra-indicaties.
  • Zie  tabel h10 voor doseringen van (voorbeelden van) middelen in het stappenplan; zie Bijlage Behandeling met insuline voor de praktische behandeling met insuline.

Behandeling van risicofactoren voor hart- en vaatziekten en chronische nierschade

Naar Volledige tekst ›

Controles

Naar Volledige tekst ›

Driemaandelijkse controle (eventueel door praktijkondersteuner):

  • Vraag naar welbevinden, hypo- of hyperglykemieën, problemen met voedings- en bewegingsadvies en/of medicatie.
  • Bepaal nuchter glucose, lichaamsgewicht en bloeddruk.
  • Bepaal bij patiënten die > 1 dd insuline gebruiken voorafgaand aan de controle de vierpuntsglucosedagcurve en (elke 3 of 6 maanden) het HbA1c.
  • Verricht voetonderzoek bij hoog risico op een ulcus.

Jaarlijkse controles

Naar Volledige tekst ›
  • Evalueer de individuele streefwaarden.
  • Informeer naar: welbevinden, visusproblemen, angina pectoris, claudicatio intermittens, tekenen van hartfalen, sensibiliteitsverlies, pijn of tintelingen in de benen en tekenen van autonome neuropathie, seksuele problemen, aanwijzingen voor een depressie of cognitieve problemen.
  • Verricht aanvullend onderzoek: nuchter glucose, HbA1c, creatinine, eGFR, kalium, albumine-creatinineratio.
  • Herhaal screening op diabetische retinopathie, afhankelijk van voorgaande classificatie (zie  tabel h11).
  • Overweeg dosisverlaging of stoppen van bloedglucoseverlagende middelen bij verandering in de situatie, bijvoorbeeld bij toenemende kwetsbaarheid.

Beleid bij koorts, braken of diarree

Naar Volledige tekst ›
  • Adviseer extra vochtinname.
  • Bij koorts, braken, diarree en/of (dreigende) dehydratie: staak metformine en SGLT2-remmer tijdelijk, maar staak insuline niet. Voor adviezen bij patiënten met insuline, zie Aandachtspunten bij koorts, braken en diarree.
  • Overweeg bij (dreigende) dehydratie bij kwetsbare patiënten en/of multimorbiditeit tijdelijk: diuretica te staken, RAS-remmers te halveren, glimepiride en tolbutamide te staken. Staak gliclazide alleen indien de koolhydraatinname ook sterk verminderd is.
  • Controleer zorgvuldig de bloedglucosewaarden en vochthuishouding.

Consultatie en verwijzing

Naar Volledige tekst ›

Verwijs:

  • voor voedingsadvies en voor overschakeling op insuline: naar een diëtist
  • voor instellen op insuline bij afwezigheid van randvoorwaarden of onvoldoende deskundigheid in de huisartspraktijk: naar een internist
  • bij onvoldoende glykemische regulatie ondanks optimale titratie intensieve insulinebehandeling: naar een internist
  • bij een zwangerschap(swens): naar een internist
  • bij vermoeden van MODY of LADA: naar een internist
  • bij afwijkingen oogfundus: naar een oogarts (verwijs binnen 1 week in geval van vaatnieuwvormingen, preretinale fibrose, glasvochtbloeding of preretinale bloeding)
  • bij (vermoeden van) mononeuropathie (met name hersenzenuwen): naar een neuroloog
  • bij voetproblemen Sims 1: eventueel naar een pedicure
  • bij voetproblemen Sims 2 en Sims 3: naar een podotherapeut
  • bij voetulcus (plantair of diep gelegen), of bij tekenen van perifeer vaatlijden of infectie of ischemie: naar een voetenteam met spoed
  • bij overige voetulcera die niet binnen 2 weken genezen: naar een voetenteam zonder spoed
  • bij klachten van gebit of mond: naar een tandarts en/of mondhygiënist
  • bij nierschade: conform de verwijscriteria in  NHG-Standaard Chronische nierschade.